Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar de koning zeide tot Absalom: Niet, mijn zoon, laat ons toch niet al te zamen gaan, opdat wij u niet [39]bezwaarlijk zijn; en [40]hij hield bij hem aan, doch [41]hij wilde niet gaan, maar [42]zegende hem. 39. Want de tegenwoordigheid des konings en van zijn officieren of hovelingen zou Absalom moeilijker en kostbaarder gevallen zijn. 40. Absalom. 41. De koning. 42. Dat is, wenste hem alles goeds. Gelijk boven, hfdst.6 vs.20, enz.